De Freinetinvarianten

De aard van het kind

Invariant 1: De kinderen en wij zijn uit hetzelfde hout gesneden.

Daarom:

  • Krijgen onze kinderen op school volop kansen om op school te handelen, te leven en te reageren vanuit de levenskracht die in hen schuilt. Spontaniteit en oprechte emotionaliteit getuigen daarvan.
  • Gelden op school voor onze kinderen en de volwassenen dezelfde beginselen: respect, eerlijkheid, openheid, verwondering,…

Invariant 2: Groter zijn betekent niet noodzakelijk boven de anderen staan, superieur zijn.

Daarom:

  • Leven en werken de leerkrachten tussen en met de kinderen. Elkaar aanspreken met de voornaam is hierbij een belangrijk signaal. Hoffelijkheid geldt dan ook in twee richtingen.
  • Gaan de teamleden op basis van gelijkheid met elkaar en met hun directeur om en wordt er gestreefd naar een gemoedelijke omgang, waar samen school maken centraal staat. Ook bij contacten met ouders en met anderen blijkt die gelijkheid. De volwassenen hebben op dat punt een belangrijke voorbeeldfunctie voor de kinderen.
  • Kiest de school voor een open opvoeding van waaruit de leerkrachten als vanzelf worden uitgenodigd tot nadenken over hun houding en eigen handelen als opvoeder.
  • Neemt het bureau van de leerkracht geen ereplaats in in de klas.
  • Gebeurt evaluatie altijd vanuit een ontwikkelingsperspectief waarbij het kind centraal staat en groeikansen gezien worden.

Invariant 3: Het gedrag van een kind op school wordt beïnvloed door zijn lichamelijke, geestelijke en sociale toestand.

Daarom:

  • Zijn leerkrachten geïnteresseerd in wat onze kinderen op emotioneel vlak bezighoudt, dagelijks spreken ze over hun gevoelens tijdens de gevoelensronde zodat ieder met elkaar kan rekening houden. Een groepsraad of klassenraad draagt ook hiertoe bij.
  • Leerkrachten tonen interesse door een luisterbereide houding voor wat onze kinderen of hun ouders, aanbrengen.
  • Zullen ouders en leerkrachten samen bouwen aan een open communicatie waarin zorgen en noden vertrouwelijk kunnen worden uitgewisseld in functie van een goede zorg voor elk kind.
  • Zetten wij als school sterk in op beweging en spel in een groene buitenomgeving en hebben wij oog voor rustmomenten en rustplekjes.

De reacties van het kind

Invariant 4: Niemand, kind noch volwassene, houdt er van om autoritair gecommandeerd te worden, dit wekt weerstand op. Niemand werkt graag op bevel.

Daarom:

  • Hoeden leerkrachten en de directeur zich voor onnodig autoritair gedrag t.o.v. de kinderen en zoeken ze naar een uitnodigende manier om met de kinderen samen te werken . Hetzelfde geldt voor ouders op de school.
  • Worden kinderen actief betrokken bij het maken van keuzes, afspraken en bij het zoeken naar oplossingen en het maken van afspraken op school, tijdens bijvoorbeeld een groepsraad of klasraad.
  • Streeft de school naar een algemeen klimaat van samen zoeken, ondersteunen, en kansen geven door te zorgen voor gepaste hulpmiddelen en een aangepaste klas- en schoolorganisatie.
  • Worden kinderen aangezet tot het opnemen van verantwoordelijkheid. Bijvoorbeeld door stamtaken, klastaken,…
  • Verloopt de communicatie binnen het team en tussen het team en de ouders in een sfeer van openheid en respect.

Invariant 5: Niemand houdt ervan zich ergens naar te moeten schikken, want zich schikken is passief gehoorzamen aan een extern bevel. Met andere woorden… niemand heeft graag nutteloze afspraken.

Daarom:

  • Worden er samen met de kinderen afspraken gemaakt en spelen wij in op de noden van de school of van de klas of van een individu. Laten we kinderen zelf zoeken naar oplossingen, zodat kinderen weten waarom een afspraak gemaakt wordt en zodat deze afspraak gedragen wordt door iedereen.

Invariant 6: Niemand houdt ervan gedwongen te worden tot een bepaald werk. Niet het werk, maar het bevel wekt weerstand op.

Daarom:

  • Worden taken en opdrachten in een open en aantrekkelijke sfeer aangeboden, waarbij wij sterk inspelen op de intrinsieke motivatie van het kind. Daarbij streven we naar een gevoel van betrokkenheid en medeverantwoordelijkheidszin bij iedereen.
  • Staat een coöperatieve samenwerking in alles voorop.
  • Krijgen kinderen de kans om eigen interesses en eigen noden aan te brengen en te concretiseren. Ook dat verhoogt de betrokkenheid en de bereidwilligheid tot meedoen.

Invariant 7: Zelfgekozen bezigheden geven meer voldoening, zelfs al zijn die soms moeilijker dan de opgelegde.

Daarom:

  • Leren wij de kinderen de vaardigheden om een eigen planning uit te werken, waarbij ze zelf ernaar streven om hun doelen te behalen binnen een haalbare periode. De leerkrachten zullen hun daarbij stimuleren door in te spelen op hun individuele noden.
  • Worden ideeën en oplossingen die kinderen aanbrengen niet zo maar van tafel geveegd, maar voldoende gewikt en gewogen op hun haalbaarheid in een streven om ze ook uit te proberen.
  • Wordt initiatief van kinderen altijd toegejuicht en gestimuleerd.
  • Worden handboeken en leermethodes zoveel mogelijk gebannen. Ze laten immers weinig ruimte voor eigen keuze en zijn altijd het voorgekauwde resultaat van ijverige handlangers van de methode die de kinderen herleiden tot stille en slaafse uitvoerders.
  • Worden leerplannen gezien als de basis om op te bouwen en bewaken zij de horizontale en verticale samenhang tussen de inhouden. Ze kunnen tevens de leerkrachten helpen bij de reflectie op hun onderwijskundig handelen in de klas.
  • Zullen specifieke talenten van kinderen worden aangesproken en ingezet worden om hun individuele doelen te behalen en hun ‘zijn’ verder te ontwikkelen.

Invariant 8: Niemand werkt graag zonder te weten waartoe zijn inspanning dient, zonder het te bereiken doel mee te kunnen beslissen.

Daarom:

  • Heeft de gekozen oefen- en leerstof altijd een duidelijke link met de realiteit en de leefwereld van onze kinderen.
  • Wordt er met onze kinderen doelgericht gewerkt en worden deze doelen ook samen met hen besproken en opgesteld.
  • Is het handelen en leren van onze kinderen steeds gericht op het zoeken naar een antwoord op hun leervragen, hun interesses, de dilemma’s die ze zich stellen, de nieuwsgierigheid die bij hen leeft.
  • Wordt er voldoende aandacht gegeven aan elke ‘waarom- vraag’ van de kinderen zoals die blijkt uit gesprekken, uit de vrije teksten en uit hun omgang en gedrag in de groep, …
  • Wordt er zoveel als mogelijk gewerkt met materiaal van de kinderen zelf (vrije teksten, zelf verzameld en eigen materiaal, …)
  • Wordt een overload aan abstracte, schoolse oefeningen die nergens toe leiden, vermeden.

Invariant 9: We moeten werkmogelijkheden aanbieden waarvoor kinderen gemotiveerd zijn.

Daarom:

  • Zoekt de leerkracht voortdurend naar uitdagende, aantrekkelijke en verrassende opdrachten, methodieken, materialen, …
  • Mogen onze kinderen ook eigen doelen voorop stellen.
  • Worden assertiviteit, mondigheid en verantwoordelijkheidszin gestimuleerd.
  • Worden onze kinderen veelvuldig aangezet tot samenwerken en overleg, ook over de leefgroepen heen.
  • Zijn de vrije teksten, een plezierige en boeiende activiteit voor kinderen waarbij vrij schrijven en illustreren hand in hand gaan.
  • Worden vele kansen geboden tot experimenteren en wetenschappelijk onderzoek. (STEM)
  • Laat de vrije werktijd voldoende ruimte voor eigen initiatief.

Invariant 10: Geen schools gedreun. Elk individu wil slagen. Mislukking remt en vernietigt veerkracht en enthousiasme. Het werk, niet het spel, is de natuurlijk bezigheid van het kind.

Daarom:

  • Is er in de klas sprake van een creatieve ateliersfeer waarin kinderen graag werken en samen werken.
  • Zijn de activiteiten altijd gericht op de zone van de naaste ontwikkeling zodat succeservaringen gegarandeerd zijn, echter zonder terug te vallen op bezigheidstherapie.
  • Zijn opdrachten en inhouden zo gekozen dat ze aanspreken en meteen aanzetten tot bereidwillige inzet van leerkrachten en kinderen.
  • Is er oog voor een gedifferentieerde en zorgzame omgang van elk kind, zeker wanneer het kind nood heeft aan extra en bijzondere, deskundige ondersteuning.
  • Is het welbevinden van onze kinderen een belangrijke bezorgdheid die leeft bij de leerkrachten en die op een alerte wijze wordt opgevolgd.
  • Worden puntensystemen omwille van hun vele neveneffecten gebannen en vervangen door belonende en beschrijvende systemen die vooral de evolutie en de vooruitgang in de aandacht brengen.
  • Is er aandacht voor appreciatie en voor geleverde inzet en taakspanning.
  • Moet de school onze kinderen voorbereiden op het echte leven van vandaag en morgen.

 

Opvoedende technieken

Invariant 11: Het experimenteel zoeken is de normale, natuurlijke en universele weg tot verwerving.

Daarom:

  • Streeft men in de klassen naar diep gevestigde kennis en attitudevorming op basis van eigen creatief denken en experimenteel onderzoek van de kinderen.
  • Streeft de school naar de vorming van creatieve werkers, nieuwsgierige wetenschappers en mensen die de waarde van samen en voor elkaar werken echt beleven.
  • Worden initiatieven van kinderen met betrekking tot het verwerven van nieuwe inzichten, vaardigheden, attitudes en ervaringen aangemoedigd en gestimuleerd.
  • Willen wij de kinderen zo breed mogelijk onderwijs aanbieden, waarbij ze proefondervindelijk ervaringen opdoen die ze kunnen meenemen in hun verdere leven.

Invariant 12: Het geheugen waar de school zoveel nadruk op legt,  is slechts waardevol en kostbaar wanneer het echt ten dienste van het leven staat.

Daarom:

  • Wordt het geheugen, hoe belangrijk het ook is, in de eerste plaats gezien als een technisch hulpmiddel bij het leren en niet als een doel op zich.
  • Wordt het geheugen van de kinderen niet nodeloos geoefend aan de hand van loze inhouden, maar wordt alles kritisch afgestemd op doelgerichte inhouden die er toe doen.
  • Is loutere reproductie van inhouden geen uitgangspunt voor de evaluatie van wat de kinderen hebben geleerd.  Het draagt immers niet bij tot een goed beeld van de competenties.

Invariant 13: Regels en wetten moeten het resultaat zijn van ervaring, waarneming en onderzoek. Zo niet zijn het waardeloze formules.

Daarom:

  • Gebeurt het verwerven van kennis vanuit de praktijk. Elke regel en wet komen er als conclusie van spontaan of bewust onderzoek of op basis van de eigen waarneming en ervaring.

Invariant 14: Intelligentie is niet, zoals de scholastiek ons doet geloven, een specifieke begaafdheid die in een gesloten circuit functioneert, onafhankelijk van andere vitale elementen van het individu.

Daarom:

  • Wordt intelligentie niet gezien los van de totale persoon van het kind. Intelligentie is immers het resultaat van het complexe samenspel van alle vaardigheden die een persoon inzet om tot functioneren te komen: de manier van waarnemen, de gevolgde handelingsstrategieën, de kritische zin, de honger naar kennis, de nieuwsgierigheid naar het nieuwe rondom zich, de sociale vaardigheden, enz.
  • Zal men in de klas vooral aansturen op experimenteel en coöperatief leren waarbij kinderen leren van en aan elkaar.

Invariant 15: Er bestaan nog andere vormen van intelligentie , verschillend naargelang het uitgangspunt van het experimenteel zoeken

Daarom:

  • Wordt de abstracte intelligentie niet gezien als het hoogste goed. Zo zijn bv. verstandig handelen in het gewone leven of flexibel in het leven staan even belangrijk.
  • Is er voldoende aandacht voor de verschillende vormen van intelligentie: de intelligentie van de handen, de kunstzinnige intelligentie, gezond verstand, de speculatieve intelligentie, de sociale en politieke intelligentie, …
  • Worden kinderen vanuit gevarieerde opdrachten gestimuleerd om deze verschillende intelligenties verder te ontwikkelen.

Invariant 16: Een kind luistert niet graag naar een “ex-cathedra”-les.

Daarom:

  • Wordt er een klasorganisatie opgezet en werkvormen gehanteerd die aanzetten tot proefneming, overleg, lectuur en opzoekingswerk dat aanzet tot het stellen van boeiende leervragen door de kinderen.
  • Wordt er in de klas een veelheid aan informatie aangeboden die kinderen boeit en nieuwsgierig maakt.
  • Zet de leerkracht in de eerste plaats het kind op weg naar het antwoord, in plaats van zelf het antwoord te geven.

Invariant 17: Het kind wordt niet moe van een werk dat in lijn is met zijn leven, dat voor hem functioneel is.

Daarom:

  • Zoekt het schoolteam naar methodieken die beantwoorden aan de behoefte van onze kinderen zodat deze zich intrinsiek gemotiveerd weten en graag doorzetten.
  • Zijn de schoolopdrachten en de aanpak van die aard dat onze kinderen graag naar school komen en er graag leven en werken.

Invariant 18: Niemand – kind noch volwassene – houdt van controle en sancties, die altijd ervaren worden als een inbreuk op iemands waardigheid, vooral wanneer ze publiekelijk gebeuren.

Daarom:

  • Geloven wij als school niet in een straf-en beloningsbeleid bij het gedrag van kinderen, maar gaan wij samen in gesprek en zoeken we samen naar oplossingen.
  • Kan een minder vlotte ontwikkeling of een stagnatie ervan bij kinderen nooit de aanleiding zijn voor sancties. Een leerproces is immers altijd een weg van vallen en opstaan, van lukken en mislukken. Fouten maken mag en is deel van het leerproces.
  • Is een uitgangspunt op school dat een kind van nature zijn best doet om te slagen.
  • Engageren alle schoolteamleden zich ten volle om kinderen te helpen slagen, om tekorten in te halen en om eventuele problemen op te lossen.
  • Worden er bij ernstige zorgen met kinderen professionele oplossingen gezocht samen met het zorgteam en worden ouders tijdig en van nabij bij deze opvolging en ondersteuning betrokken.

Invariant 19: Punten en klasseringen zijn altijd fout.

Daarom:

  • Is er op school geen sprake van ‘ranking’ en klasseringen van kinderen.
  • Is er op school aandacht voor vormen van zelfevaluatie die bijdragen tot een realistisch, maar positief zelfbeeld. Individuele kindgesprekken op regelmatige tijdstippen zijn hier ook een onderdeel van.
  • Zal elke evaluatie op school moeten bijdragen tot een betere en adequatere ontwikkeling van elk betrokken kind.
  • Wordt er op school gekozen voor een doelgerichte evaluatie, waarbij wij de ontwikkeling van het leerproces via een geschreven evaluatieverslag op regelmatige tijdstippen aan de ouders worden gecommuniceerd en mondeling toegelicht.
  • Zullen cijfers in de communicatie met kinderen en ouders vermeden worden.  Slechts weinig elementen in verband met de ontwikkeling van kinderen is trouwens in cijfers uit te drukken, laat staan dat cijfers een duidelijk en eenduidig communicatiemiddel zouden zijn.
  • Zullen resultaten van gestandaardiseerde toetsen en info uit het kindvolgsysteem, altijd op vertrouwelijke wijze worden gebruikt in functie van de ontwikkeling van het betrokken kind.
  • Wordt ongezonde competitie tussen kinderen bestreden.
  • Probeert de leerkracht door zijn omgang het eigen werk van kinderen op te tillen naar een hogere dimensie door aandacht te hebben voor een verzorgde presentatie, door een coachende ondersteuning, een bemoedigende taal en een oprechte houding van verwondering en bewondering.

Invariant 20: Praat zo weinig mogelijk.

Daarom:

  • Worden eindeloze stromen uitleg zoveel mogelijk beperkt, dit leidt tot niets…
  • Is ‘doen’ zoveel belangrijker dan ‘gepraat’. Kinderen leren vooral door eigen actie en eigen experimenten. Kennis en vaardigheden die zo worden verworven vestigen zich immers veel dieper.
  • Worden de kinderen ook aangezet tot actief meedenken, meepraten en mee beslissen.

Invariant 21: Een kind houdt niet van kuddewerk waar het individu zich moet plooien als een robot. Een kind houdt van individueel werk, of groepswerk binnen een coöperatieve gemeenschap.

Daarom:

  • Is persoonlijke keuze vanuit eigen noden en interesses een belangrijk uitgangspunt binnen het takenbeleid in de klas en op school.
  • Leren kinderen hun eigen planning op te stellen, hierdoor zijn kinderen in de klas zelden of nooit met z’n allen bezig aan dezelfde taken.
  • Krijgen onze kinderen de kans hun eigen persoonlijkheid te bewaren en te ontwikkelen, en worden ze ook uitgenodigd die ten dienste te stellen van de groep.
  • Mogen onze kinderen op hun eigen ritme werken, te midden van een werkelijk levende gemeenschap.

Invariant 22: Orde en discipline zijn noodzakelijk in de klas.

Daarom:

  • Zullen onze kinderen gestimuleerd worden om, vanuit de eigen wil te groeien, te evolueren en hun steentje bij te dragen in de mini-maatschappij, zijnde de school, de klas, de groep, die nodig is opdat de groep in al z’n verscheidenheid goed zou kunnen functioneren.
  • Zullen de leerkrachten aansturen op een klasorganisatie, waarbij klasafspraken ontstaan vanuit een noodzaak, afhankelijk van de aard van de kinderen en de groep, waarbij deze besproken en gedragen zijn door de kinderen zelf. Dit geld ook voor afspraken op schoolniveau.
  • Streeft men in de klas naar een diepere orde en discipline, die werkelijk deel uitmaakt van het gedrag en het werk van de kinderen. Een echte, verantwoorde manier van leven, door de kinderen zelf gewild.

Invariant 23: Straffen zijn altijd fout. Zij zijn vernederend voor iedereen, en bereiken nooit het gezochte doel. Zij zijn hoogstens een noodoplossing.

Daarom:

  • Wordt er op school gestreefd naar een klimaat waarbinnen straffen niet nodig is en zal men onze kinderen de vernedering van straffen besparen.
  • Stellen kinderen en leerkrachten zich mild op tegenover elkaar en zoeken ze samen naar passende oplossingen waar iedereen zich goed bij voelt.
  • Worden samenlevingsproblemen zoveel als mogelijk opgelost in gezamenlijk overleg met de kinderen tijdens een gevoelensronde of tijdens een klasraad of groepsraad.

Invariant 24: Het nieuwe schoolleven veronderstelt een schoolcoöperatie, d.w.z. het beheer van het leven en het werk op school door de gebruikers, de leerkracht inbegrepen.

Daarom:

  • Wordt het beheer van de klas en het verzorgen van het materiaal gezien als een verantwoordelijkheid van de groep.
  • Worden initiatieven als een klas- en schoolkrant, het forum en de stamgroepenwerking van harte toegejuicht.
  • Vinden wij de werking in leefgroepen met kinderen van verschillende leeftijden enorm belangrijk. Ze laten immers toe dat kinderen niet noodgedwongen een hele schoolloopbaan lang dezelfde sociale rol moeten spelen en elk op hun beurt verantwoordelijkheid kunnen nemen als ‘oudere’ of als ‘deskundige’.
  • Wordt dit principe ook voorgeleefd vanuit de samenwerking tussen de directeur, het schoolteam en de ouders die samen het beheer van en de zorg voor de school in handen nemen. Samen is iedereen ook betrokken om als ‘goede huisvaders’ het schoolproject te dragen en te ondersteunen.
  • Als brede school werken wij in coöperatie samen met heel wat verenigingen, vrijwilligers, experten,… om samen onze school vorm te geven.

Invariant 25: Overbevolkte klassen zijn altijd een pedagogische fout.

Daarom:

  • Streven we naar een groepsgrootte, die toelaat dat onze kinderen zich optimaal kunnen vormen en zich ontwikkelen. In die zin streven we naar een inschrijvingsbeleid dat de kleinschaligheid van de groepen garandeert zodat er werkelijk gelegenheid is tot werken en tot individueel en sociaal optreden.
  • Willen we het principe van ‘al doende leren’ beschermd zien door een groepsgrootte die dat principe niet in de weg staat.
  • Juichen we alle initiatieven, werkvormen en materialen toe die het werken in kleine groepen bevorderen.

Invariant 26: Het creëren van grote schoolcomplexen leidt tot het anoniem naast elkaar leven van leerkrachten en leerlingen. Daarom is het altijd een fout en een obstakel.

Daarom:

  • Opteren we resoluut voor een kleinschalig schoolmodel waar het mogelijk is om iedereen te leren kennen en te ontmoeten.
  • Willen we samen met het team bouwen aan een gemoedelijke schoolcultuur waar mensen elkaar bij de voornaam kunnen noemen en elk vanuit hun eigen verantwoordelijkheid positief meebouwen aan het geheel.
  • Streven wij ernaar dat eenieder van het schoolteam kan bijdragen tot de persoonlijke ontwikkeling van elk kind.
  • Opteren we voor een schoolomgeving waar iedereen zich veilig en geborgen voelt, waar iedereen gewoonweg graag is.

Invariant 27: De democratie van morgen wordt voorbereid door de democratie op school.

Daarom:

  • Willen we dat de school een plaats is die door haar democratisch karakter geldt als voorbeeld waarop onze kinderen zich kunnen voorbereiden op de echte democratie.
  • Is het wenselijk dat iedereen op GO! Freinetschool De Speelplaneet handelt naar deze invariant. Dit moet ook blijken uit de manier waarop het team, de directeur en de ouders samen de school ‘runnen’. Het goede functioneren van de formele en informele overlegkanalen is dan ook fundamenteel. Elke autoritaire inmenging van bovenaf die ingaat tegen de eigenheid van de school is dan ook onaanvaardbaar.
  • Vinden wij initiatieven en methodieken als de praatrondes in de leefgroepen, het forum, de klassenraad, de groepsraad, … op niveau van de kinderen erg belangrijk.
  • Vinden wij een goed draaiende schoolraad, waar alle geledingen samenwerken, ten voordele van de ontwikkeling van de school, vanzelfsprekend.
  • Vinden wij initiatieven als leefgroepavonden, info-avonden, Speelplaneetcongres, de werkgroepen, de wekelijkse nieuwsbrief, het forum,…belangrijk om eenieder binnen onze mini-gemeenschap te informeren.
  • Streven we op onze school naar een klimaat van openheid waar mensen oor hebben voor elkaars verzuchtingen en zorgen; een klimaat waar initiatief wordt toegejuicht en waar suggesties op een ernstige manier worden overwogen en indien waardevol een kans tot uitwerking krijgen.

Invariant 28: Men kan slechts opvoeden in waardigheid.

Daarom:

  • Hebben leerkrachten (en alle andere volwassenen op de school) en kinderen respect voor elkaar. Het is een belangrijke voorwaarde tot schoolvernieuwing.
  • Worden eventuele geschillen op een waardige wijze besproken en opgelost met respect voor alle betrokkenen.
  • Leven alle schoolbetrokken volwassenen een gedrag voor waaraan kinderen zich kunnen spiegelen.

Invariant 29: De weerstand tegen de pedagogische vernieuwing, element van sociale en politieke vernieuwing, is een invariant waar we helaas rekening mee moeten houden zonder dat we dit zelf kunnen vermijden of wegwerken.

Daarom:

  • Vernieuwing of verandering is niet altijd de makkelijkste weg, maar wel een uitdaging dat De Speelplaneet aangaat om te streven naar een betere toekomst voor onze kinderen, waar ieder kan gelukkig zijn en waaraan iedereen zijn steentje kan toe bijdragen.

Invariant 30: Er is ook een invariant die al ons onderzoekend handelen rechtvaardigt en die onze actie authentiseert: dat is het optimistische geloof in het leven.

Daarom:

  • Verdient iedereen tijd en ruimte om de bovengenoemde invarianten te onderzoeken, in te groeien, bij te sturen, en te streven naar een zo goed mogelijke opvolging hiervan, zodat zij op hun beurt dit kunnen uitstralen en overbrengen naar anderen. Samen geloven wij in elkaar, in het leven en in de toekomst.

Contactacteer ons

Social media